Het hogere broedsucces van kokmeeuwen in de kustkolonies kan een gevolg zijn van grotere beschikbaarheid van vis

Sinds het begin van de 20ste eeuw nam het aantal broedparen van de Kokmeeuw Larus ridibundus in Nederland aanzienlijk toe, van ca. 25 000 paren in de jaren dertig tot een maximum aantal van 275 000 paren in 1985. Ook in de rest van West-Europa werd een forse toename waargenomen. Na 1985 kwam er echter een einde aan de groei. In Nederland daalde de populatie Kokmeeuwen van 200 000 paren in 1990 naar 132 000 in 1996 en in andere delen van Noord-West-Europa werd in de jaren 1990 eveneens een sterke afname waargenomen (gegevens Birdlife International, zie bijlage). In het laatste decennium was er volgens de gegevens van SOVON een significante afname van het aantal broedparen van <5% per jaar. Van 1997 tot en met 2003 verzamelde SOVON broedbiologische gegevens in 17 kokmeeuwenkolonies in verschillende delen van Nederland en net over de grens met België. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in zeven kustkolonies en tien binnenlandkolonies. Per kolonie en per jaar bepaalden de onderzoekers legselgrootte (gemiddeld aantal gelegde eieren per broedsel), uitkomstsucces (percentage van de eieren dat is uitgekomen), uitvliegsucces (aantal uitgevlogen kuikens als percentage van het aantal uitgekomen eieren) en broedsucces (aantal vliegvlugge kuikens per broedpoging, inclusief niet-succesvolle broedpogingen) om vervolgens een gemiddelde (± SD) voor kust- en binnenlandkolonies over de jaren 1997 tot en met 2003 te berekenen.

Gemiddeld over alle jaren was de legselgrootte in de kustkolonies significant groter (2.7 ± 0.10 eieren) in vergelijking met de binnenlandkolonies (2.5 ± 0.19 eieren per paar). Het gemiddelde uitkomstsucces bedroeg 74% (± 14%) in de kustkolonies en 42% (± 23%) in het binnenland. Het gemiddelde uitvliegsucces bedroeg aan de kust 35% (± 19%) en in het binnenland 14% (± 18%). Het gemiddelde broedsucces was aan de kust significant groter (0.7 ± 0.39 uitgevlogen kuikens per paar) dan in het binnenland (0.3 ± 0.29). Het hogere broedsucces van kokmeeuwen aan de kust zou in verband kunnen staan met een grotere beschikbaarheid van vis aan de kust en kan er op duiden dat in het binnenland een schaarste van eiwitrijk voedsel is ontstaan.

Deze veronderstelling wordt bevestigd door onderzoek van Eric Stienen et al. naar het broedsucces van kokmeeuwen in verschillende delen van ons land in 1997. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in zes kolonies namelijk op Griend in de Waddenzee (28 500 paren), in Julianapolder langs de Groningse kust (enkele duizenden paren), bij de Punt van Reide aan de Eems (240 paren), op het Zuidgors langs de Westerschelde (2000 paren), in de Kaliwaal in de Ooijpolder bij Nijmegen (350 paren) en Budel-Dorplein (1750 paren). Alleen op Griend was het uitvliegsucces goed. Maar liefst 67% van de kuikens op Griend overleefde het tot uitvliegen. Het uiteindelijke broedsucces kwam hiermee op 1,4 vliegvlug kuiken per paar, het beste resultaat sinds 1994. In de Julianapolder en op de Punt van Reide was het uitkomstsucces van de eieren weliswaar goed, maar hier werden nauwelijks tot geen kuikens grootgebracht. In deze kolonies waren de kuikens sterk vermagerd tijdens de laatste meting en ook de gewichten van de dode kuikens maken duidelijk dat deze kuikens aan verhongering zijn gestorven. In de Kaliwaal hebben de 36 paren binnen de omheining slechts één kuiken grootgebracht. Waarschijnlijk is in deze kolonie een combinatie van kuikenpredatie (vooral vlak na het uitkomen) en voedselgebrek debet geweest aan de hoge kuikenmortaliteit. Dat Griend hierbij een uitzonderingspositie innam, valt mogelijk te verklaren uit het feit dat de kuikens uit deze kolonie vrijwel uitsluitend met mariene prooidieren worden grootgebracht. Opgebraakt voedsel bestond op Griend voornamelijk uit garnalen, wadpieren en vis. In de Julianapolder, die eveneens in direct contact staat met de Waddenzee, bestond het voedsel ook voornamelijk uit mariene soorten, maar werden er ook wel regenwormen aangetroffen. Op de Punt van de Reide bestond een groot deel van de opgebraakte prooien uit insecten. Daarnaast werden er in deze kolonie visresten, een Veldmuis Microtus arvalis en een juveniele Tureluur Tringa totanus aangetroffen. In de kolonie bij Nijmegen vormden regenwormen het belangrijkste voedsel en werden ook hier visresten gevonden in het opgebraakte voedsel.

De nieuwste analyse van internationale waddenzeetrends die in 2009 beschikbaar kwam op www.waddensea-secretariat.org toonde aan dat vogelsoorten die in de broedtijd afhankelijk zijn van insecten (scholekster Haematopus ostralegus, kluut Recurvirostra avosetta, strandplevier Charadrius alexandrinus, bontbekplevier Charadrius hiaticula, watersnip Gallinago gallinago, grutto Limosa limosa, kievit Vanellus vanellus, wulp Numenius arquata, tureluur Tringa totanus, kemphaan Philomachus pugnax) sinds 1991 sterk afnemen, terwijl de visetende broedpopulaties (aalscholver Phalacrocorax carbo, lepelaar Platalea leucorodia, kleine mantelmeeuw Larus fuscus, grote stern Thalasseus sandvicensis, visdief Sterna hirundo, dwergstern Sterna albifrons) juist spectaculair toenemen. Het hogere broedsucces van kokmeeuwen aan de kust zou dus in verband kunnen staan met een grotere beschikbaarheid van vis.

Kokmeeuwen broeden in kolonies op zandplaten langs de kust, op (wadden)eilanden en op vergelijkbare plaatsen langs vennen of plassen. Fouragerend kunnen kokmeeuwen vrijwel overal worden aangetroffen; er is bijna geen plaats, behalve bossen, waar géén kokmeeuwen gezien kan worden. Kokmeeuwen zijn alleseters, die zich vooral voeden met larven, slakken en wormen, die ze vinden op wei- en bouwland. Ze eten ook visjes, vogeleieren, muizen en kleine vogeltjes. Veel kokmeeuwen houden zich er ook mee bezig om al vliegend insecten te vangen. Er zijn ook veel kokmeeuwen die zich bezighouden met piraterij: ze stelen wormen van steltlopers. Kokmeeuwen maken het sterns ook wel eens moeilijk, als die visjes aanvoeren voor hun jongen of partner op het nest. Op het platteland volgen ze geregeld de ploeg en daarbij verorberen ze alles wat de ploegschaar naar boven woelt.
Bronnen:
Jacintha G.B. van Dijk, Eric W.M. Stienen, Sonja Gerritsen & Frank A. Majoor LIMOSA 82 (2009): 13-22 (bijlage)
Eric W.M. Stienen et al. SULA 12(1): I-II(1998), bijlage
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kokmeeuw
http://www.aviflevoland.nl/html/Kokmeeuw.html
http://www.soortenbank.nl/soorten.php?soortengroep=vogels&record=Larus+…
http://www.sovon.nl/soorten.asp?euring=5820&lang=nl
http://www.boerenlandvogels.nl/content/tegenovergestelde-ontwikkelingen…-