Weidevogels hebben genoeg van de boer

Miljoenen worden er gestoken in natuurbeheer door boeren. Veel lijkt het niet uit te halen. Ook weidevogels hebben liever natuur. Ja, het is waar: alles wijst erop dat het maar niet lukt op het boerenland. De grutto Limosa limosa, de kievit Vanellus vanellus, de scholekster Haematopus ostralegus, de veldleeuwerik Alauda arvensis, miljoenen euro’s subsidie voor ‘agrarisch natuurbeheer’ hebben de sterk dalende trend in de aantallen broedparen niet kunnen ombuigen. Ook bioloog Adriaan Guldemond van het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) moet het toegeven: ‘Met de meeste weidevogels gaat het niet goed. En in de agrarische gebieden gaat het gemiddeld slechter dan in natuurgebieden.’

SOVON Vogelonderzoek Nederland stelde in de deze week gepresenteerde Vogelbalans 2008 keihard dat boerenlandvogels zich in Nederland beter thuis voelen in natuurreservaten dan op het boerenland. En dat het nu, na zoveel jaren, vaststaat dat agrarisch natuurbeheer ‘weinig effectief’ blijkt te zijn voor weidevogels.

Dat heeft allerlei redenen: de maatregelen worden te versnipperd over allerlei gebieden uitgevoerd en houden te weinig rekening met de eisen die weidevogels aan hun leefomgeving stellen, zoals een hoog waterpeil. Aldus SOVON.

Het feit dat boeren vanwege stijgende prijzen voor agrarische producten misschien weer grootscheeps gaan kiezen voor voedselproductie in plaats van natuurbeheer, helpt ook al niet.

En dat de landbouw in het algemeen steeds verder intensiveert, maakt de situatie alleen maar dramatischer. De landbouw van nu staat simpelweg haaks op wat weidevogels nodig hebben om te overleven, luidt de conclusie. De Silent Spring, het al in 1962 door Rachel Carson beschreven schrikbeeld van een platteland zonder vogels en insecten, is dichterbij dan ooit.

Het SOVON-rapport is in feite één groot pleidooi voor het uitbreiden van natuurgebieden, en lijkt daarmee impliciet te beweren dat de strijd om ook buiten de aangewezen reservaten weidevogels te laten overleven, hopeloos is.

Zo ver wil Adriaan Guldemond niet gaan. ‘Zeker, weidevogels passen bij de landbouw die we hier meer dan dertig jaar geleden hadden. Om maar een voorbeeld te noemen: vroeger deden boeren een paar weken over het maaien van hun grasland, nu doen ze het in een dag. Maar toch lukt het weidevogelbeheer op sommige plaatsen wel degelijk. In bijvoorbeeld Schipluiden en omgeving houden boeren de weidevogelstand al 25 jaar wel op peil.’

Guldemond verzet zich ook tegen het optimistische verhaal over weidevogels in natuurreservaten. ‘Ook daar gaat het in sommige gebieden niet bijster goed. En ook het weidevogelbeheer in natuurgebieden kost heel veel geld. Dat is een van de redenen waarom de beheerders het niet grootscheeps kunnen aanpakken.

‘Sterker: natuurbeheerders zijn vaak net zo opportunistisch als boeren; heel vaak verandert ineens de doelstelling van een natuurgebied, dan wordt het opeens moeras, bijvoorbeeld.’ En wat weinig mensen weten, aldus Guldemond: ‘Het weidevogelbeheer wordt in natuurgebieden bijna altijd uitgevoerd door boeren. Je hebt ook vee nodig. Daarnaast zijn er wel degelijk boeren die zich met passie inzetten voor de weidevogels.’

De vraag is: als de grutto en de kievit dan zonodig willen verdwijnen, moet je dat dan ten koste van alles voorkomen? Een nog net geen impertinente vraag voor Guldemond en Ruud Foppen van het SOVON. Foppen: ‘Wij dragen als Nederland verantwoordelijkheid voor een aantal weidevogels die vooral in Nederland voorkomen. Bovendien: als het slecht gaat met de grutto en de veldleeuwerik, zegt dat ook iets over de verarming van het landschap.’

Guldemond en Foppen zijn het met elkaar eens over wat er dan wél moet gebeuren. Foppen: ‘Je zult in natuurreservaten meer moeten doen aan specifiek weidevogelbeheer. En daaromheen kun je dan boeren hebben die aan agrarisch natuurbeheer doen. Dan heb je een kans.’ Guldemond: ‘Je zult het inderdaad in de combinatie moeten zoeken. Uit onderzoek blijkt dat in gebieden met een combinatie van natuurreservaat en agrarisch natuurbeheer de meest duurzame weidevogelpopulaties zitten.’

Wat vooral is gebleken in de afgelopen jaren, aldus Guldemond, is dat je de grutto en andere vogels niet alleen maar redt met wat later maaien. ‘Er wordt nu veel geëxperimenteerd met mozaïekbeheer. Dat blijkt succesvol, er overleeft een voldoende aantal jongen om de weidevogels in stand te houden.’ Maar dan nóg vraagt zowat iedere vogel om zijn eigen, specifieke aanpak.

‘Een kievit vraagt bijvoorbeeld een opener land dan de grutto. En nestbescherming kan de kievit en de scholekster helpen. Maar nestbescherming wordt nu heel makkelijk afgeschreven.’

In het algemeen moet het dus slimmer en specifieker en meer op gebiedsniveau worden georganiseerd, aldus Guldemond. ‘En niet met losse pakketten voor her en der een boer, zoals nu gebeurt.’ Maar dan nog. ‘In de praktijk zie je dat alleen boeren die zich echt interesseren voor de vogels, ook successen boeken.

‘We zijn nu aan het onderzoeken hoe het voor de grutto ideale boerenbedrijf eruitziet. Misschien krijgen we dan in de nabije toekomst de eerste gruttoboer in Nederland.’

‘Sterker: de natuur- beheerders zijn vaak net zulke opportunisten als de boeren’

Bron: De Volkskrant, 23 augustus 2008
http://www.volkskrant.nl/economie/article1078496.ece/Weidevogels_hebben…